Een taalkwestie

Bruisend of plat

‘Volk van Oranje in ’t Noorden, vrienden, lacht nie gelijk zot,  om al onz’ antieke woorden bespaart ons uw goedkope spot.’ Aldus haalt de Vlaming Willem Vermandere uit in zijn lied “Als ik zing       “. Ik zou vroeger zeker direct de slappe lach hebben gekregen als de ober mij in een restaurant had gevraagd ‘ Water, me’neer, bruisend of plat? ‘. Maar vroeger is vroeger niet meer. Ik zei gewoon Wat? Waagde zelfs nog even een poging met ‘pétillant’ of niet, met of zonder prik of dat ook kon? Maar mij werd vrien­delijk uitgelegd, dat men hier en dat is het robuuste Gent in Oost-Vlaanderen, geen misverstand wil over allerlei soorten minerale watertjes. Sommige met enige, andere met veel en weer andere geheel zonder prik. Daarom was er alleen de keuze uit brui­send of plat. De werkelijk uitstekende Brouilly kon niet verhinde­ren dat mijn denken verwijlde bij ‘het platte water’. Vlak water zou dat zijn in het Nederlands, maar dat klinkt niet goed. ‘Het water dat plat is’. Eigenlijk begrijpen wij dat toch als: water dat niet opwelt, dus water dat niet bruist. Hier hielden mijn bespiege­lingen op, want tussen het water door smaakte de wijn steeds beter en daarmee verschoof mijn aandacht. Terug in Noord-Nederlandse huiselijke kring toch maar even nagevraagd. “Hoe noemen jullie dat?” vroeg ik mijn woongenoten. “Nou simpel, naar het merk: rode of blauwe Spa.” (tegenwoordig heb je ook groene). Hoe wonderlijk is het taalgebeuren, Spa nota bene. Gaat u zelf eens na hoe u het water noemt, dat u al dan niet bij de wijn bestelt. Maar welke naam u er ook voor gebruikt, zeg in Vlaanderen dat u het gevraagde water bruisend of plat wilt heb­ben. Zij zullen u met genegenheid begrijpen en later zal dan een Vlaamse dichter/zanger opstaan die in zijn lied verwerkt dat ‘het volk van Oranje’ zo goed met een vreemde taal omgaat, bruisend en niet plat.

Hans van Keken, juli 2000 (verschenen in FSAO Ter Zake, faculteitsblad)